Pluk je gedrag

Of je van champignons houdt is je persoonlijkheid en of je ze elke dag eet ie je gedrag.

Stel je voor: vandaag ben je een verzamelaar van wilde champignons. Het is een vroege ochtend, het bos is stil en mistig, en het enige geluid dat je hoort is het zachte kraken van takjes onder je voeten. Je hebt je mand bij je, klaar om te vullen met wat het bos te bieden heeft. Je loopt langzaam door het dichte groen, gefocust op de grond, zoekend naar de subtiele tekenen van paddenstoelen die zich net onder het bladerdek verschuilen.

Na een tijdje zie je een paar mooie exemplaren: kastanjechampignons, stevig en vol van geur, perfect om later mee te koken. Terwijl je ze voorzichtig uit de grond haalt, hoor je het zachte geritsel van de bladeren. Je kijkt op en ziet een man naderen, duidelijk geïnteresseerd in wat je aan het doen bent. Zijn gezicht is vriendelijk, maar hij lijkt een beetje onzeker.

“Goedemorgen,” zegt hij, terwijl hij naar je mand kijkt. “Ik moet toegeven dat ik nooit heb begrepen wat mensen zo geweldig vinden aan champignons.”

Je glimlacht en knikt. “Of je van champignons houdt, dat is net als een smaak in muziek,” zeg je. “Sommige mensen houden van het subtiele, het aardse, terwijl anderen er helemaal niets mee hebben.”

Hij lacht zachtjes en wrijft even over zijn kin. “Ja, misschien ben ik wel die laatste persoon,” geeft hij toe. “Ik heb ze eigenlijk nooit echt gegeten, en als ik ze in de winkel zie liggen, loop ik er meestal langs.”

Je tilt een van de champignons uit je mand en draait hem in je hand. “Misschien komt dat omdat je ze nooit goed hebt leren kennen,” zeg je. “Champignons zijn zoals mensen.” Sommigen zijn zacht en mild, anderen krachtig en uitgesproken. Ze hebben hun eigen karakter.”

De man fronst even en kijkt naar de champignon in je hand alsof hij hem voor het eerst echt ziet. “En wat als ik niet weet wat ik ermee moet doen?”

Je legt de champignon voorzichtig terug in de mand en kijkt hem aan. “Dat is je gedrag,” zeg je. “Het is zoals bij alles: je moet het gewoon een keer proberen.” Begin klein. Misschien een simpele roerbak, of een soep. “Gedrag kan veranderen als je het maar een kans geeft.”

Hij lijkt even te overwegen wat je hebt gezegd en kijkt dan om zich heen, naar het bos, naar de bomen. “Dat wil ik wel doen,” zegt hij uiteindelijk. “Champignons een kans geven.”

Met een glimlach pak je een klein exemplaar uit je mand en overhandigt het aan hem. “Probeer deze maar.” “Verser dan dit wordt het niet.”

Hij neemt het voorzichtig aan, alsof het een klein wonder is, en knikt dankbaar. “Dank je,” zegt hij. “Wie weet, misschien ontdek ik iets nieuws over mezelf.”

Terwijl hij wegloopt, blijf jij nog even staan in het bos, luisterend naar de stilte en genietend van de gedachte dat mensen, net als champignons, soms alleen een beetje tijd nodig hebben om begrepen te worden.


Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *